door Wilma de Vries
Als ik deze blog schrijf (begin juli 2023) woon ik net goed en wel vier maanden in Tirana, de hoofdstad van Albanië. Op 19 februari jl. werd ik vanuit mijn thuisgemeente uitgezonden met deze woorden:
Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus.
(Filippenzen 4:19)
De uitzenddienst was de afsluiting van een lange zoektocht naar de plek waar ik de genade die ik ontvang, mag doorgeven aan anderen die het zoveel minder hebben getroffen in het leven dan ik. De afsluiting van een intensieve voorbereidingsperiode. De uitzenddienst was ook een markeerpunt: God heeft wonderlijk geleid en dat zal Hij ook blijven doen. Daarvan was en ben ik overtuigd. De uitzenddienst was ook de start van een nieuwe periode. Een periode waarin heel veel nieuw en anders zal zijn: een nieuwe taal leren, een andere cultuur leren kennen, nieuw werkterrein en zoveel meer.
Bemoedigd en met deze rijke belofte mocht ik gaan. En nu mag ik jou als lezer meenemen in de belevenissen hier. Nou ja, niet in mijn belevenissen, maar in hoe God de belofte die ik meekreeg steeds weer waarheid laat zijn.

Wilma de Vries
Niet eenvoudig
Zo’n eerste tijd is niet eenvoudig. Veel tijd besteed ik aan de taal. Dat is niet echt heel enerverend, maar wel nodig om een luisterend oor te kunnen zijn, een schouder om even op te mogen leunen en vooral om heen te kunnen wijzen naar de genadetroon. Een klein deel van mijn tijd ben ik werkzaam in een kleine, christelijke gezondheidskliniek. Soms gaan we op outreach naar kleine dorpen zonder goede gezondheidszorg. In de toekomst zullen mijn bezigheden in de Albanese gezondheidszorg uitgebreider zijn, maar nu ben ik nog volop aan het leren.
Het eerste jaar op het zendingsveld, en misschien nog wel langer, hoort eigenlijk nog bij de voorbereidingsperiode. Een periode waarin het verlangen om aan de slag te gaan, het zien van de vele armoede en andere nood kan botsen met de noodzaak van het eerst investeren in het leren van taal, cultuur en nood. Dat gevoel van botsen ervaar ik regelmatig. Maar wat vaak moet ik als het ware op mijn handen gaan zitten. Veel liever ga ik naar de mensen, dan dat ik bezig ben met de taalboeken. Praktisch bezig zijn voor mensen in nood geeft mij veel meer voldoening dan uren studeren. Dan ligt het gevaar op de loer dat ik mij laat leiden door mijn eigen gevoel en voldoening, dan dat ik de weg ga die gewezen is.
Belofte
De belofte die ik meekreeg in de uitzenddienst geldt niet alleen voor de tijd dat ik volop bezig zal zijn met de taak waarvoor ik geroepen ben, maar ook in de aanloop daarnaartoe. God zal voorzien in alles wat ik nodig heb. Wat ik nodig heb, dat weet Hij nog veel beter dan dat ik dat weet. Hij weet ook wat ik nodig heb om door saaie en taaie grammaticaregels heen te worstelen en mijn motivatie springlevend te houden. Steeds weer vestigt Hij mijn oog op Christus Jezus. Mijn grote Voorbeeld en Inspirator.


Ontmoetingen
Tijdens Zijn tijd op aarde ontmoette Jezus vele mensen. Deze mensen vonden oprechte aandacht bij Jezus. Hij had een bemoediging, een wijze les, terechtwijzing of genezing voor hen. Als ik lees over deze ontmoetingen dan valt mij steeds weer op dat Jezus de mensen echt ziet. Hij ziet de mens en Hij ziet de nood van de mens, vaak al voordat deze is uitgesproken. Hoewel ik nog maar relatief kort in Albanië woon, ontdek ik steeds meer hoe ook hier mensen er naar snakken echt gezien te worden. Vaak zijn het korte, onverwachtse ontmoetingen die mij iets laten zien van de nood die er is. Ontmoetingen waarin een luisterend oor zoveel kan betekenen voor de ander. Graag neem ik je mee naar één van deze ontmoetingen.
Ik was op weg naar een toeristische plek. Over een onverharde weg reed ik in een slakkengangetje om de vele kuilen te ontwijken. Af en toe zag ik een klein huisje. Op een plek waar ik het niet zou verwachten stond een kraampje. Een meisje, ik schat haar een jaar of 10, zwaaide vrolijk vanachter haar verkoopwaar. Ik nam mij voor om op de terugweg iets van haar te kopen. En zo geschiedde. Na genoten hebben van prachtige natuur stop ik voor haar kraampje. Ik zoek iets uit en probeer een praatje met haar aan te knopen. Ik denk te begrijpen dat ze hier woont met haar vader, moeder en twee zusjes. Ze gaat naar de school een eind verderop. De groenten en het fruit dat ze verkoopt komt uit hun eigen tuin. Ze geniet er zichtbaar van ons praatje. Ik reken af en geef haar een paar cent extra. Als ik weer in de auto wil stappen, komt ze mij achterna. Ze is zo blij met de (nog geen) 50 cent extra, dat ze mij een armbandje en ringetje wil geven, dat ze zelf gemaakt heeft. Als ik echt wil vertrekken vraag ik haar om haar ouders te groeten. Ineens rolt er een traan over het gezicht dat eerst nog leek te stralen. Ik blijk haar verkeerd begrepen te hebben: ze leeft hier met haar moeder en twee zusjes. Eerst ook met haar vader, maar nog niet zo lang geleden is hij om het leven gekomen bij een ongeluk. Ik vraag of ze hem mist. Een klein knikje zie ik, maar vooral hoor ik haar vertellen dat het leven sindsdien zo zwaar is. Ze moet nu helpen in het gezin, door urenlang aan de weg te zitten. Ik vraag haar waar ze blij van wordt. ‘Als mensen stoppen, iets kopen en een praatje maken’.
Ik heb zo’n vermoeden dit wel het eerste, maar niet het laatste bezoekje is geweest. Een klein lichtje brengen in haar leven, zoeken naar een ingang om over Jezus te vertellen. En ik weet: Hij zal alles geven wat ik daarvoor nodig heb. Wat is het leven als een missionair diaconaal werker toch een heerlijk, afhankelijk leven!